Column van Kees: Bekommer u om de gevangenen

  

Ik heb onlangs zo iets vreselijks gedroomd. Ik zat met mijn vrouw ’s avonds rustig in de kamer en ineens werd er geschreeuwd: “Open die deur, anders trappen we hem in.” Ik doe zo gauw mogelijk open, word ruw opzij geduwd en twee kerels stormen de kamer binnen. Verstijfd van schrik worden we de achterkamer in geduwd terwijl ze ons toegrauwen:  “Blijf daar staan, stelletje christenhonden.”

En daar ging het grootste deel van onze huisraad. Niet één ding van waarde lieten ze staan. Toen werd ik wakker. Ik maakte een inspectierondje: er ontbrak niets. Langzamerhand werd ik helderder en vroeg ik me af hoe ik aan zo’n droom kwam. En ineens wist ik het: we hadden aan tafel gelezen uit Hebreeën 10: 34: “U hebt meegeleefd met de gevangenen onder u, en toen u
van uw bezittingen beroofd werd, hebt u dat in vreugde aanvaard…”

We hadden er even over nagepraat: wat moet dat vreselijk zijn te leven in een land waar je van alles beroofd kan worden, waar je aangevallen en gemarteld kan worden. Waar je niet eens omhoog kan kijken, zoals in Noord-Korea. Die dingen gebeuren op allerlei plaatsen in de wereld: vernedering, uitsluiting, marteling tot de dood er op volgt.

Bij de schrijfadressen van “Open Doors” stond de naam van een meisje dat moest aanzien dat haar vader door in de kerk binnengedrongen militante moslims mét andere mannen onthoofd werd. Ze was zwaar getraumatiseerd. Dit zware lijden wordt ons gelukkig bespaard.
Maar we worden wel opgeroepen om als met rust gelaten leden van Christus’ lichaam ons
zoveel mogelijk te identificeren met de lijdende leden.

Of we OOK gevangenzitten in een gore cel, of we OOK van alles beroofd worden, of we OOK mishandeld worden. Laten we nooit vergeten: we zijn één lichaam.